Een verhaal van Halt: Eva heeft er geen zin in
Met een boze blik, onderuitgezakt en met de armen over elkaar zit Eva voor mij. Haar moeder zit naast haar. Vandaag is het startgesprek. Dat is altijd spannend. Ik probeer Eva op haar gemak te stellen en haal alles uit de kast om de kou in de kamer te ontdooien. Ze geeft nauwelijks antwoord op mijn vragen. Haar boze blik maakt plaats voor een onverschillige frons. Ik spreek Eva hierop aan. Haar moeder zegt dat dit al het vierde hulpverleningsgesprek van deze week is: dit is Eva’s ik-heb-er-geen-zin-in houding.
Ik verander mijn toon en vertel Eva dat ik dan net zo weinig zin zou hebben. Ik vind dat ik genoeg weet voor vandaag en besluit het er bij te laten. Ik nodig Eva uit om twee dagen later terug te komen, dan gaan we samen een stukje wandelen.
In deze casus ben ik de vierde ‘hulpverlener’. De vierde persoon bij wie een jongere haar verhaal moet doen. De vierde persoon die alles van je wil weten. De vierde persoon die jouw gedrag niet goedkeurt. En dat in één week. Op sommige momenten moet je de routine naast je neerleggen. Vertragen om dichter bij je doel te komen. Om er voor te zorgen dat je je voegt naar het tempo van de jongere. Om te laten weten dat je er voor haar bent én haar ziet. Ook met onverschillige frons.